Nederlandse landschap verloor 225.000 kilometer heg, roep om herstel groeit
Een eeuw geleden werd het Nederlandse boerenland doorkruist door een netwerk van duizenden kilometers heggen en houtwallen. Ruilverkaveling en prikkeldraad maakten daar na de Tweede Wereldoorlog een abrupt einde aan. NU.nl sprak vier mensen uit een groeiende beweging die de heggen willen herstellen, om de natuur weer in het landschap te krijgen.
Zij lijken de wind mee te hebben: over 8 jaar moet tien procent van het landoppervlak weer bestaan uit ‘groen-blauwe dooradering’. Een kans voor het landschap, wandelaars en bovenal: de natuur. Want heggen, houtwallen en natuurlijke oevers bruisen van het leven.
Heggen en hakhoutsingels - wat is wat?
- Een heg is een dichte rij struiken, bedoeld om vee binnen weilanden te houden en roofdieren erbuiten. Ook akkers werden beschermd met heggen.
- Op houtwallen hielden struiken het vee tegen en leverden bomen hakhout. Houtwallen beschermden akkers tegen verstuiving.
- Aan de rand van veengebieden stonden op kavelgrenzen lange rijen elzen. In natte gebieden waren het slootranden met knotwilgen.
Hechter heggenlandschap dan Engeland
Bij een heggenlandschap denken we al gauw aan Groot-Brittannië. Maar oorspronkelijk had Nederland een hogere hegdichtheid, zegt Jaap Dirkmaat van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap.
“Die 225.000 kilometer waren alle beplantingen op kavelgrenzen - naast heggen ook houtwallen en elzensingels. We hadden dat afwisselende landschap doordat de kavels veel kleiner waren.”
Ruilverkaveling is dus een belangrijke oorzaak van het heggenverlies. Een lappendeken met grote variatie maakte plaats voor aaneengesloten grasland en akkers. Daar kwam de uitvinding van het prikkeldraad nog bovenop, en later schrikdraad. Heggen werden als veekering overbodig, en in korte tijd per duizenden kilometers gerooid.
Lokaal zijn losse heggen en houtwallen bewaard gebleven, maar slechts op een paar plekken ook het volledige landschap. Bijvoorbeeld Maasheggen, op de grens van Brabant en Limburg, een restant van een dicht heggenlandschap dat al door de Romeinen werd beschreven.
De heggen die er nog staan worden door ecologen gezien als genenbank voor inheemse struiken, bomen en klimplanten. Samen met de cultuurhistorische waarde is Maasheggen uitgeroepen tot Werelderfgoed.
Leefgebied voor duizenden soorten
Meidoorn vormt vaak de basis, maar ook sleedoorn, wegedoorn, sporkehout en wilde rozen als hondsroos en egelantier horen van oudsher in Nederlandse heggen thuis.
Met bloesem in het voorjaar en bessen in het najaar zijn de struiken een voedselbron voor bijen en vogels. Daarnaast hebben heggenstruiken vaak stekels. Samen met het dichte takkennetwerk hielp dat het vee binnen te houden, en roofdieren en indringers buiten.
Dat maakt de struiken ook een ideale plek voor zangvogels om te nestelen, en voor planten om veilig te kiemen. Zo hebben heggen een hoge ecologische waarde, zegt Jantine Schinkelshoek, van Stichting Hoopheggen.
Spontaan opgezet in het Overijsselse Olst, heeft Hoopheggen in drie jaar ruim twintig kilometer gemengde heggen aangeplant. "Het zijn minibosjes en ecologische snelwegen tegelijk. Daarbinnen komen talloze soorten voor, van bloeiende klimplanten tot bijzondere schimmels en korstmossen.”
“Uit Engeland en Duitsland blijkt dat er drie- tot zevenduizend soorten in netwerken van heggen en houtwallen kunnen leven”, zegt Dirkmaat. “Allemaal met het blote oog waarneembaar.”
Verdwenen oerbos leeft voort in oude heggen
Vanwege die ecologische waarde groeit de roep om herstel. Oorspronkelijk gebruikten mensen voor aanplant geschikte bomen en struiken die ze in hun eigen leefomgeving vonden. Terwijl de oerbossen uit het landschap verdwenen, bleef de genetische diversiteit van de lokale soorten behouden in heggen en houtwallen.
Moderne aanplant is niet hetzelfde verhaal. Kwekers bieden vaak varianten die in de natuur niet voorkomen (zoals meidoorn met rode bloemen) of eindeloze kopieën van één enkele boom. En bijvoorbeeld geïmporteerde sleedoorn heeft minder relaties met insecten dan de wilde sleedoorn.
Lex Roeleveld van Stichting Heg & Landschap wil daarom grootschalig plantgoed beschikbaar maken op basis van de laatste wilde populaties. Die beslaan minder dan 3 procent van de bossen en heggen.
Met behulp van een kwekerij van Staatsbosbeheer stelt zijn stichting zulk plantgoed beschikbaar voor natuurorganisaties én particulieren. Drie weken terug werd het geleverd, en gingen vrijwilligers door heel Nederland aan de slag - tientallen meters, honderden: heggenplant is fysieke arbeid.
Tien procent landschap voor groene verbindingen
Dat zal in de komende jaren nationaal moeten opschalen, zegt Louise Vet, van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Vóór 2030 moet 10 procent van het buitengebied bestaan uit natuurrijke verbindingen, hebben Europese landen afgesproken.
Naast heggen en houtwallen gaat dat om bosstroken en ‘plas-dras-overgangen’ - natuurlijke oevers, met ruimte voor moerasplanten. Om dit vorm te geven, publiceerde het Deltaplan vorig jaar het ‘Aanvalsplan Landschapselementen’.
Financiering is nog een open uitdaging, zegt Dirkmaat. In pilots krijgen boeren onkosten van aanleg en onderhoud vergoed. "Maar eigenlijk zou daar een plus op moeten, zodat boeren daadwerkelijk aan heggen verdienen." De oplossing is nu particulier geld toevoegen. Zo betaalt de Postcodeloterij mee aan heggenherstel in de Ooijpolder.
“We zijn het onderwerp natuurlijk overal aan het pluggen”, zegt Vet. “Landschapselementen en vooral gemengde heggen zijn uiteindelijk een fantastisch simpele en effectieve manier van biodiversiteitsherstel. Maar die financiering moet er dan wel voor komen."
"En het is belangrijk dat de provincies en gemeenten het stevig gaan omarmen. Dat slaat de brug tussen Den Haag en alle lokale initiatieven van mensen die zelf aan de slag gaan.”